Voor het eerst naar school

Klein Keesje gaat voor ’t eerst naar school dat is geen kleinigheidje.
Hij draagt een schooltas op zijn rug met griffels en een leitje.
Druk pratende en heel parmant, stapt Keesje aan zijn vaders hand,
Stapt Keesje aan zijn vaders hand.
Zijn mond staat geen minuutje stil, want alles wil hij weten,
Of lezen moeilijk is en hoe de juffrouw wel zal heten.
En rekenen kan hij al goed, van een tot tien wel als het moet,
Van een tot tien wel als het moet.
Maar als ze bij de schooldeur zijn, wordt kleine Kees verlegen.
De kind’ren kijken hem zo aan, daar kan hij heel niet tegen.
Hij huilt zijn hoofd in vaders jas, ‘k wou dat ik thuis bij moeder was.
‘k Wou dat ik thuis bij moeder was.