Hoor de wind waait door de bomen
hier in huis zelfs waait de wind.
Zou de goede Sint wel komen
nu hij ’t weer zo lelijk vindt
nu hij ’t weer zo lelijk vindt?
Ja, hij rijdt in donk’re nachten
op zijn paardje, o zo snel.
Als hij wist hoezeer wij wachten
ja gewis, dan kwam hij wel
ja gewis, dan kwam hij wel.
Hoor wie stopt daar kind’ren
hoor wie klopt daar kind’ren
hoor wie tikt daar zachtjes tegen ’t raam?
’t Is een vreemd’ling zeker
die verdwaald is zeker
‘k zal hem gauw eens vragen naar zijn naam.
Sint Nicolaas, Sint Nicolaas
breng ons vanavond een bezoek
en strooi dan wat lekkers
in d’ een of d’ andere hoek.
Stoute kind’ren, zegt moe
krijgen knorren, zegt moe
en een zakje, zegt moe, met wat zout.
Want je weet wel, zegt moe
dat Sint Nicolaas, zegt moe
van die stoute kind’ren heel niet houdt.
Sint Nicolaas, Sint Nicolaas
breng ons vanavond een bezoek
en strooi dan wat lekkers
in één of andere hoek.