Stap, draf en galop zijn de drie standaard gangen die vaak in de rijlessen behandeld worden. Daarnaast heb je ook nog de ren-galop, deze wordt alleen buiten waar genoeg ruimte is gedaan. Een rijbak is hiervoor te klein.
Stap
Stap is de eerste gang van een paard, hierbij loopt het paard in een rustig tempo.
Draf
Draf is de tweede gang, na de stap. Hierbij loopt het paard een tandje harder, net als wij zouden hardlopen. In deze gang is het fijn om zelf licht te rijden. Dit betekend dat je op het ritme van het paard gaat staan en gaat zitten. Belangrijk hierbij is dat je ‘op het goede been’ lichtrijdt. Het buitenbeen van je paard moet naar achteren gaan als jij gaat zitten. Het duurt even voor je de slag te pakken hebt, maar zodra je het doorhebt zit het veel fijner voor jezelf. Als je wat verder bent kan je ook doorzitten in draf. Dit betekend dat je altijd blijft zitten. Ook dit vergt weer enige oefening, het is namelijk belangrijk dat je billen het zadel niet verlaten en dat is best lastig als je elke stap omhoog wordt gegooid ?.
Galop
Dan hebben we nog de galop. De galop is de 3e en laatste gang die in een bak wordt geoefend. Vanuit de draf ga je doorzitten, waarna je je buitenbeen een stuk naar achter legt en je binnenbeen een stuk naar voor (dit doe je om je paard aan te geven welk been hij in galop als eerst naar voren moet zetten), je geeft een klein schopje en als het goed is springt je paard aan in galop. Doet hij dit niet, dan herhaal je het schopje of geef je een iets harder schopje. Om te weten of je in de goede galop zit kijk je weer naar de voorbenen, het binnen been moet verder naar voren gaan dan het buiten been.
Hoe zie je nu of het binnen been eerst of verder naar voren gaat? Als je naar de schouders van je paard kijkt, die zitten voor het zadel, kan je zien welke er eerst/verder naar voren gaat.
Ren-galop
Ben je buiten aan het rijden en is er een heel lang pad? Dan kan het zijn dat je instructeur een ren-galopje met je doet, dit is alleen voor de gevorderde ruiter. In ren-galop ga je heel hard. Het is dezelfde gan als de gewone galop, maar dan dus veel harder. Daarom is het van belang dat je in je stijgbeugels gaat staan en naar voren buigt, zodat je deze gang goed uit kan zitten.
Tölt
Naast de net genoemde normale gangen, zijn er ook nog twee bijzondere gangen. De tölt en de telgang. Niet elk paard kent deze twee gangen, deze gang komt voor bij bijvoorbeeld IJslanders.
De tölt is een snellere 4-slags pas zonder zweefmoment. Fase-verschil tussen voor- en achterhand: 90 graden. Het paard heeft altijd minimaal met een hoef contact met de grond. Deze gang voelt zeer rustig aan en schijnt lang te kunnen worden volgehouden. Komt slechts bij enkele rassen voor. De oerpaarden gebruikten deze gang op harde ondergrond om de gewrichten te ontzien.
Telgang
De telgang is een snelle 2-slags pas. Fase-verschil tussen voor- en achterhand 0 graden. Deze gang voelt erg rustig aan maar is tevens zeer snel. De kleine IJslandse paarden bereiken hier snelheden mee tot 60 Km/h. Komt slechts bij enkele rassen voor. De oerpaarden gebruikten deze gang om snel weg te vluchten als er gevaar dreigde. Nadeel van telgang is dat het paard nauwelijks bochten kan maken.